Ontslag op staande voet trouwambtenaar

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Nijmegen

zaakgegevens 8479205 \ HA VERZ 20-25 \ 25115 \ 28195

uitspraak van 17 juli 2020

beschikking

in de zaak van

[naam]

wonende te [woonplaats]

verzoekende partij

gemachtigde mr. W.G.A. van Hoogstraten

en

de publiekrechtelijke rechtspersoon gemeente Nijmegen

gevestigd te Nijmegen

verwerende partij

procederend in persoon

Partijen worden hierna [werkneemster] en Nijmegen genoemd.

1De procedure

1.1.

[werkneemster] heeft een verzoekschrift (met producties 1 t/m 21) ingediend, ingekomen op 24 april 2020, gericht tegen Nijmegen.

1.2.

Nijmegen heeft een verweerschrift (met producties 1 t/m 15) ingediend.

1.3.

De mondelinge behandeling heeft vanwege de Coronacrisis op 25 juni 2020 in het gerechtsgebouw te Arnhem plaatsgevonden. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft [werkneemster] bij brief van 18 juni 2020 producties 22 t/m 25 ingediend.

1.4.

De beschikking is (vervroegd) bepaald op heden.

2De feiten

2.1.

[werkneemster] , geboren op [geboortedatum] , wordt met ingang van 1 juli 2016 benoemd tot buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand van Nijmegen.

2.2.

[werkneemster] stuurt H. Bruls, burgemeester van Nijmegen, (hierna: de burgemeester) op 19 maart 2020 een e-mail met de volgende inhoud.

Mijn naam is [naam] , inwoner en een van de trouwambtenaren van onze gemeente. Normaliter zou ik onderstaande via mijn leidinggevende aankaarten, maar ik wil niet ‘als eerste’ of als ‘enige’ hiermee bij haar komen. Ik heb mijn redenen hiertoe.

Maar.. weet u dat wij vanuit Nijmegen (en wellicht ook andere gemeenten maar zeker niet alle) nog steeds ceremonies bij huwelijken en geregistreerde partnerschappen (GP) faciliteren? Tot een maximum van 30 personen sinds gisteren is gecommuniceerd. Maar met 30 personen in een trouwzaal (of maximaal 15 in de stadswinkel) en dan 1,5 meter uit elkaar? En een ‘event’ waarbij het knuffelgehalte ontzettend groot is? En uiteraard, we zeggen dat we ons daaraan houden. Maar lukt dat?

Matrimonium (beroepsvereniging trouwambtenaren) zegt dat het huwelijk of GP een recht is. Dat klopt. Zo ook het ontvangen van onderwijs. En nu tijdens corona dus in aangepaste vorm. Alle evenementen zijn afgezegd. Thuis in familiaire sfeer worden afspraken gemaakt of je nog wel visite kunt ontvangen en zo ja, hoeveel dan? Winkels gaan straks waarschijnlijk nog maar x man tegelijkertijd binnenlaten. Wij willen NIET naar de situatie van Italië, Spanje …

Toch doen we AL onze huwelijken nog gewoon in het stadhuis. Welke boodschap geeft dat? Hoe serieus neemt de gemeente het virus en met name het verder uitbreiden ervan? We zouden mijns inziens beter op dit moment enkel nog de wettelijke functie kunnen faciliteren (= bruidspaar + 2 getuigen, aan de balie bij de abs) en het ceremoniële gedeelte nu niet.

Ik snap heel goed dat ik geen uitgebreide reactie van u krijg waarschijnlijk, maar ik zou het enorm waarderen om te lezen dat u dit in ieder geval heeft gelezen en bedenkt wat u als leidinggevende van onze gemeente hiermee kunt en wilt op dit moment.

2.3.

De burgemeester reageert bij e-mail van 23 maart 2020 (om 08:45 uur) als volgt.

Ik heb uw mail gelezen waarin u uw zorg uitspreekt over het voltrekken van huwelijken in het stadhuis en de Stadswinkel. Zoals u aangeeft; het huwelijk is een recht en de gemeente Nijmegen wil daar op een verantwoorde wijze invulling aan geven. Ik heb met de afdeling Publiekszaken afspraken gemaakt over de manier waarop wij huwelijken in tijden van het Corona virus voltrekken. De afspraak is inderdaad dat wij in de trouwzaal Stadhuis maximaal 30 personen toelaten en in de Stadswinkel maximaal 15. Met inachtneming van de 1,5 meter afstand. Daarmee nemen wij onze verantwoordelijkheid binnen de landelijke norm en gaan wij er van uit dat bruidspaar en hun gasten dat ook doen. Voorlopig wil ik deze werkwijze vasthouden. Overigens zien we momenteel dat veel bruidsparen hun bruiloft afzeggen.

Het moet mij wel van het hart dat ik mij verbaas over het feit dat u contact met mij zoekt over uw zorgen en niet met uw direct leidinggevende [naam leidinggevende] . Ik raad u dan ook dringend aan om contact op te nemen met uw leidinggevende en eventuele zorgen met haar te delen. Dat is immers de logische en transparante manier van samenwerken.

2.4.

[werkneemster] stuurt op 23 maart 2020 (om 09:15 uur) een e-mail aan haar leidinggevende [naam leidinggevende] met de volgende inhoud.

Hier een hartekreet van mij … kunnen we svp overwegen om de ceremonies uit te stellen? Ik heb zelfs al met Bruls contact gelegd. Ik snap werkelijk niet waarom we dit nog doen? Met dit bericht wil ik niet “weer” dwars liggen, maar mijn verantwoordelijkheid als burger nemen. Zie ook het volgende bericht over de adviescommissies op Insite:

(…)

Dus, waarom vliegen wij nog een Babs in van (veelal) 60+ en zitten wij nog met een groep mensen bijeen die beperkt kan worden tot bruidspaar en 2 getuigen?

Ik maak me grote zorgen.

2.5.

Op 24 maart 2020 is er telefonisch contact tussen [werkneemster] en [leidinggevende] waarbij [leidinggevende] [werkneemster] onder meer aanspreekt op haar e-mail aan de burgemeester.

2.6.

[leidinggevende] stuurt op 26 maart 2020 een update over de Corona-maatregelen met betrekking tot de huwelijken aan, onder andere, [werkneemster] .

2.7.

[werkneemster] bericht [leidinggevende] op 2 april 2020 dat zij contact met een journalist van de krant De Gelderlander heeft gehad, dat De Gelderlander contact met haar heeft gezocht omdat zij zich op internet heeft uitgelaten over haar zorgen over de samenkomsten in het stadhuis welke niet noodzakelijk zijn in deze tijd van Corona en dat de naam van [leidinggevende] en die van de burgemeester in dit gesprek ook zijn gevallen.

2.8.

Op 4 april 2020 stuurt [werkneemster] de burgemeester een e-mail met de volgende inhoud.

Het betreurt me te horen dat mijn – wellicht verkeerd gekozen – aanpak ook bij u op het bureau is beland. Ik kan me voorstellen dat u hier – met name nu – niet op zit te wachten. Het is nooit mijn bedoeling geweest dat dit zo uit de hand zou lopen. Volgende week heb ik hier een gesprek over met Hoofd Publiekszaken en mijn leidinggevende [naam leidinggevende] .

U heeft nu ‘mijn verhaal’ via Hoofd Publiekszaken gehoord. Helaas heeft niemand, noch Hoofd Publiekszaken noch mijn leidinggevende [naam leidinggevende] , mij gevraagd wat ik precies heb gedaan, waarom ik iets heb gedaan en waarom op die manier . Ik dacht juist netjes te zijn met het melden van het contact met de pers aangaande mijn zorgen als burger omtrent de maatregelen van de Rijksoverheid over religieuze bijeenkomsten en huwelijken.

Als ik vanuit mijn rol als buitengewoon ambtenaar dit niet had mogen doen, dan spijt me dat maar dit is mij niet bekend; ik heb nooit een gesprek gehad of een schrijven waarin gecommuniceerd is over wat ik wel en wat ik niet mag als buitengewoon ambtenaar - wat dat betreft horen we er als Babsen net niet helemaal bij. Als ik inderdaad iets heb gedaan wat niet door de beugel kan i.v.m. mijn trouwambtenaarschap, dan wil ik dat graag weten zodat ik me daar een volgende keer naar kan gedragen. Ik verwacht dat daar het gesprek volgende week vooral over zal gaan.

Nogmaals mijn excuses u hier mee lastig te vallen. Ik wilde echter ook laten weten dat er ook vanuit mij een kant is. Ik vertrouw er op een goed gesprek te hebben met de twee collega’s en wens u wederom veel sterkte en gezondheid in toe in deze hectische tijd.

2.9.

De burgemeester reageert dezelfde dag als volgt.

Ik ga me niet bemoeien met de bespreking tussen u en de verantwoordelijke gemeentelijke leidinggevenden. U dient wel te beseffen dat u geen gewone burger bent maar medewerker van de gemeente Nijmegen. Tevens heb ik de vragen van De Gelderlander gezien: die gingen niet over de Rijksoverheid maar over de rol van de gemeente Nijmegen. Dat zijn vragen die (uiteraard) bij mij belanden ter beantwoording.

2.10.

[naam] (Hoofd Publiekszaken) nodigt [werkneemster] op 6 april 2020 uit voor een gesprek op 7 april 2020 om helderheid te krijgen in de achtergrond van haar uitlatingen.

2.11.

De Gelderlander publiceert op 7 april 2020 een artikel met de volgende inhoud.

    2.12.

Op 7 april 2020 vindt een (online) gesprek plaats tussen [Hoofd Publiekszaken] , [leidinggevende] , een adviseur P&O met [werkneemster] in aanwezigheid van een vertrouwenspersoon. Nijmegen kondigt in dit gesprek aan dat [werkneemster] op staande voet wordt ontslagen. Bij brief van diezelfde dag bericht Nijmegen de gronden van het ontslag op staande voet aan [werkneemster] . Deze ontslagbrief luidt als volgt.

(…)

Op 19 maart 2020 wendde u zich via e-mail rechtstreeks tot de burgemeester met uw standpunt over, volgens u, onverantwoord corona-beleid bij huwelijksvoltrekkingen. De burgemeester antwoordde u op 23 maart dat u zich tot uw leidinggevende moest wenden met uw opmerkingen. Ook gaf hij inhoudelijk antwoord over het vastgestelde beleid.

U had telefonisch contact met uw leidinggevende op 24 maart, waarbij uw leidinggevende u erop wees dat het niet handig was om buiten haar om contact te zoeken met de burgemeester. Daarop reageerde u met de mededeling dat het uw goed recht was om dit wel te doen.

Op 2 april meldde u [leidinggevende] dat u contact met de pers had gehad en waarschuwde ervoor dat er mogelijk contact door de Gelderlander met ons zou worden opgenomen. Hierop volgend hebben zowel [leidinggevende] als [Hoofd Publiekszaken] u op 2 april via whatsapp, resp. telefonisch erop gewezen dat uw gedrag niet het gedrag is van een goed ambtenaar. Daarop antwoordde u dat u als burger zich wel degelijk zo mocht uitlaten. Daarbij bent u erop gewezen dat je het ambtenaarschap niet aan en uit kunt zetten. De ambtenarenwet is hier zeer duidelijk in. Dit staat ook in de arbeidsovereenkomst.

Op 3 april heeft uw leidinggevende u uitgenodigd voor een gesprek dat de week erop zou plaatsvinden. Dit was voor u aanleiding om op 4 april opnieuw een e-mail naar de burgemeester te sturen, ondanks de waarschuwing van de burgemeester zelf op 23 maart en van uw leidinggevende op 24 maart, om niet rechtsreeks met hem contact op te nemen. (…)

U heeft uw standpunt ook via Facebook geventileerd (bericht op 25 maart en 2 berichten op 30 maart) en u tot De Gelderlander gewend. (…)

(…)

(…) De reden dat u op staande voet wordt ontslagen, is dat u zich schuldig maakt aan zeer ernstig plichtsverzuim. Hieraan ligt de volgende beoordeling ten grondslag.

Al eerder bent u aangesproken op uw manier van communiceren, waaruit blijkt dat u zich onvoldoende rekenschap geeft van wat het betekent om ambtenaar te zijn.

U laat zich niet aansturen door uw leidinggevenden en dit heeft helaas ertoe geleid dat u met de pers heeft gesproken om het vastgestelde beleid van de gemeente, dat in lijn is met het Rijksoverheidsbeleid, openbaar ter discussie te stellen.

Dat heeft u gedaan in crisistijd, waarin het van het grootste belang is dat de aanwijzingen van de overheid worden opgevolgd door burgers en dat de burgers vertrouwen hebben in (het handelen van) de overheid. Het laatste wat daarbij behulpzaam is, is dat u als ambtenaar en als gezicht namens de gemeente naar buiten, het beleid van de gemeente openbaar ter discussie stelt. Wij rekenen u dat zeer zwaar aan. U heeft het algemeen belang geschaad.

(…)

3Het verzoek en het verweer

3.1.

[werkneemster] persisteert ter zitting bij haar primaire verzoek – kort samengevat – dat de kantonrechter, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Nijmegen (het ontslag op staande voet) vernietigt en Nijmegen veroordeelt om haar binnen twee dagen na de beschikking toe te laten tot de werkvloer teneinde haar werkzaamheden te verrichten op straffe van een dwangsom met veroordeling van Nijmegen in de proceskosten.

3.2.

[werkneemster] legt aan haar verzoek ten grondslag dat geen sprake is van een dringende reden op grond waarvan Nijmegen bevoegd zou zijn om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. [werkneemster] stelt dat het (publiekelijk) aan de orde stellen van een haars inziens ‘misstand’ niet kan leiden tot een ontslag op staande voet. Haar handelen zou kunnen worden gezien als dat van een klokkenluider waarbij zij haar bezorgdheid eerst onder de aandacht heeft gebracht bij haar direct leidinggevende. Omdat zij daar geen gehoor vond, heeft zij gemeend elders aandacht te moeten vragen voor haar zorgen. [werkneemster] stelt dat zij slechts de bedoeling heeft gehad te betogen dat zij het niet verantwoord vindt huwelijkssluitingen te laten plaatsvinden in aanwezigheid van 30 personen. Tot slot stelt [werkneemster] dat, indien haar een verwijt kan worden gemaakt, Nijmegen had kunnen en moeten volstaan met een andere, minder vergaande sanctie. Het ontslag op staande voet is buitenproportioneel, aldus [werkneemster] .

3.3.

Nijmegen voert gemotiveerd verweer. Nijmegen voert aan dat [werkneemster] werkzaam is in een functie waar zij voor velen in Nijmegen het gezicht van de gemeente is. Van haar wordt verwacht dat zij het beleid van de gemeente uitvoert en uitdraagt. Nijmegen verwijst naar de gedragscode die sinds 1 januari 2020 is beschreven in het Personeelshandboek van de gemeente Nijmegen waarin staat verwoord dat van elke ambtenaar wordt verwacht integer te handelen en op te treden naar buiten. Nijmegen voert voorts aan dat zeker in tijden van crisis het van belang is dat de overheid eenduidig communiceert en eenduidig optreedt naar burgers. Voor Nijmegen was in eerste instantie de communicatie naar de burgemeester en op social media aanleiding om met [werkneemster] in gesprek te gaan, daar kwam in tweede instantie de publicatie in De Gelderlander bij. Tijdens het gesprek van 7 april 2020 heeft [werkneemster] geen begrip getoond voor verhoudingen. Ook ontbreekt het bij [werkneemster] aan inzicht in de gevolgen van haar gedrag, aldus Nijmegen. Nijmegen stelt zich op het standpunt dat [werkneemster] zich als goed ambtenaar ervan had moeten onthouden het vastgestelde beleid van Nijmegen publiekelijk ter discussie te stellen en haar zorgen intern had moeten aankaarten. Nijmegen kwalificeert dit als zeer ernstig plichtsverzuim en een dringende reden voor een ontslag op staande voet.

4De beoordeling

4.1.

De kantonrechter stelt allereerst vast dat het verzoek van [werkneemster] (ex artikel 7:681 lid 1 sub a Burgerlijk Wetboek (BW)) tijdig is ingediend, nu het verzoek is ontvangen binnen de daarvoor op grond van artikel 7:686a lid 4 sub a BW geldende vervaltermijn van twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst door Nijmegen is beëindigd.

4.2.

In geschil is de vraag of sprake is van een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 BW, op grond waarvan Nijmegen de arbeidsovereenkomst zonder instemming van [werkneemster] onverwijld heeft mogen opzeggen (artikel 7:671 lid 1 onder c BW). Voor de werkgever worden als dringende redenen in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:678 lid 1 BW).

4.3.

In de kern verwijt Nijmegen [werkneemster] dat zij zich niet heeft gedragen als een goed ambtenaar betaamt. [werkneemster] betwist evenwel dat zij ambtenaar is.

4.4.

Vast staat dat [werkneemster] in 2016 is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn. Daaruit volgt dat [werkneemster] werkzaam was als ambtenaar in de zin van artikel 1 van de Ambtenarenwet zoals die gold tot 1 januari 2020. Deze aanstelling is op grond van artikel 14 Ambtenarenwet 2017 (AW) die met ingang van 1 januari 2020 in werking is getreden, van rechtswege omgezet in een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Dat partijen (nog) geen overeenstemming hebben bereikt over (de inhoud van) een schriftelijke arbeids-overeenkomst, doet daar niet aan af. Uit hoofde van haar arbeidsovereenkomst met een overheidswerkgever is [werkneemster] ook na 1 januari 2020 ambtenaar gebleven (artikel 1 AW).

4.5.

Voor [werkneemster] gelden, naast de gebruikelijke werknemersverplichtingen, aanvullende verplichtingen als ambtenaar. Zo dient [werkneemster] de op haar rustende en uit haar functie voortvloeiende verplichtingen te vervullen en zich ook overigens te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt (op grond van artikel 6 lid 1 AW). Als ambtenaar dient zij zich (onder meer) te onthouden van het openbaren van gedachten of gevoelens, indien bij openbaring de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met haar functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd (artikel 10 lid 1 AW).

4.6.

Met Nijmegen is de kantonrechter van oordeel dat [werkneemster] deze verplichtingen heeft geschonden. Hoewel het zonder meer te prijzen valt dat [werkneemster] zich de volksgezondheid heeft aangetrokken en haar zorgen daarover onder de aandacht heeft willen brengen, heeft zij dat niet op de juiste wijze gedaan. Bedenkingen aangaande het gemeentebeleid behoort een ambtenaar intern aan te kaarten. Dat volgt ook uit de gedragscode van Nijmegen waarin is neergelegd dat een ambtenaar de positie van de bestuursorganen moet respecteren en eventuele klachten moet melden bij de leidinggevende of een vertrouwenspersoon (artikelen 10 en 11 van paragraaf 48 (Gedragscode voor ambtenaren) van het Personeelshandboek Gemeente Nijmegen). Dat [werkneemster] niet heeft ingestemd met de toepasselijkheid van het Personeelshandboek en daar ook niet mee bekend was, doet daar niet aan af. Immers, [werkneemster] had kunnen en moeten weten dat Nijmegen als overheidswerkgever dient zorg te dragen voor een gedragscode (zie artikel 4 lid 3 AW) en dat zij zich daaraan dient te houden. Bovendien is zij er door de burgemeester persoonlijk op gewezen dat zij haar zorgen met haar direct leidinggevende diende te delen. Omdat [werkneemster] daar geen steun vond in haar opvattingen, heeft zij er bewust voor gekozen om de discussie extern aan te zwengelen. [werkneemster] heeft haar standpunt via Facebook verkondigd, waardoor een journalist van De Gelderlander contact met haar heeft gezocht. Ter zitting heeft [werkneemster] verklaard dat zij het artikel wilde gebruiken als platform met een groter bereik zodat zij de landelijke politiek ook kon bereiken. Dit kan haar worden verweten. Zelfs als er een redelijk vermoeden was van een misstand, waarvan geen sprake was nu het beleid van Nijmegen onbetwist in overeenstemming was met de Coronarichtlijnen van het RIVM, had [werkneemster] dat immers overeenkomstig de ‘Regeling Melding Vermoeden Integriteitsschending’ bij de daarvoor aangewezen (interne en externe) meldpunten moeten aankaarten en niet de publiciteit mogen zoeken. Ook daarvoor geldt dat [werkneemster] had kunnen en moeten weten dat Nijmegen als overheidswerkgever dient zorg te dragen voor een klokkenluidersregeling (zie artikel 5 lid 1 sub e AW). Daar komt bij dat [werkneemster] zich in het openbaar ook niet in zulke scherpe bewoordingen over het gemeentebeleid had mogen uitlaten. [werkneemster] heeft erkend dat zij in het interview met De Gelderlander het woord ‘uitlokken’ heeft gebruikt om daarmee de politiek te prikkelen en dat het artikel ook overigens een juiste weergave is van hetgeen zij tegen de journalist heeft gezegd. Door openlijk het gehanteerde beleid in twijfel te trekken en zelfs absurd te noemen, heeft zij afbreuk gedaan aan het vertrouwen van de burgers in het gemeentelijk beleid en de welwillendheid om dit op te volgen. Juist in tijden van crisis, zoals in de eerste periode van de Corona uitbraak, is het voor een goede functionering van de openbare dienst van groot belang dat er geen afbreuk wordt gedaan aan het draagvlak voor het beleid.

Dat [werkneemster] niet heeft opgeroepen om het beleid te versoepelen maar dat zij juist een strenger beleid voorstond, doet daar onvoldoende aan af omdat in beide gevallen de discussie kan leiden tot verminderd draagvlak met alle gevolgen van dien.

4.7.

De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [werkneemster] zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Bij de beoordeling van de vraag of dit een dringende reden voor een ontslag op staande voet oplevert, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. [werkneemster] heeft benadrukt dat zij een dienstverband met Nijmegen nodig heeft om als trouwambtenaar te kunnen blijven optreden, hetgeen haar lust en haar leven is. Hoe vervelend ook, dit komt naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval onvoldoende gewicht toe. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is (ECLI:NL:HR:2000:AA4436). Zo ook hier. Het verzoek tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst wordt dan ook afgewezen.

4.8.

[werkneemster] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.

5De beslissing

De kantonrechter

5.1.

wijst de verzoeken van [werkneemster] af;

5.2.

veroordeelt [werkneemster] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van Nijmegen begroot op € 720,00 aan salaris voor de gemachtigde;

5.3.

wijst het meer of anders verzochte af.

 

Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2020.